De Hiërarchie van Hemel en Aarde

Een visie van Richard Lang

INLEIDING

De ideeën op deze Hiërarchie-bladzijden van de website komen vooral uit het boek The Hierarchy of Heaven and Earth van Douglas Harding (plus enige ideeën uit andere delen van Hardings werk). Dit filosofisch werk is een hedendaagse visie op onze plaats in de kosmos. Het brengt in het beeld van wie we zijn opnieuw de implicaties van de aanwezigheid en de afstand van de waarnemer. Het is een diepzinnig boek. (Fouten in het begrijpen en weergeven van de ideeën van dit boek op deze bladzijden zijn allemaal toe te wijzen aan Richard Lang! Wil je weten hoe Harding zelf deze ideeën voorstelt, lees dan zijn boeken…)

Lees besprekingen van The Hierarchy of Heaven and Earth

Hieronder lees je een inleiding tot dit onderwerp. Ofwel begin je hier ofwel ga je direct naar de verschillende niveaus, beginnend met ‘Persoonlijke identiteit’. (Zie menu rechts.)

WIE BEN IK?

In het Centrum
Voor mezelf in het centrum ben ik hoofdloos. Ik ben zuivere openheid, een leeg recipiënt. (Om dit zelf te testen doe de experimenten.)

Voor anderen (Het zicht naar binnen)
Hoe een waarnemer mij ziet hangt af van hoe ver weg zij is.

Een waarnemer die zich een meter of zo van mijn centrale nietsheid bevindt, registreert mijn menselijk lichaam. Dichterbij bewegend neemt ze waar hoe mijn lichaam uiteenvalt in cellen, moleculen, atomen, deeltjes… Verder weg bewegend ziet zij mijn lichaam opgenomen in de rest van de samenleving, de rest van het leven, de planeet, het zonnestelsel, de Melkweg… Ik, die in het centrum niet-iets ben, word voor mijn naderende en terugtrekkende waarnemer uitgespreid in de ruimte en meerlagig, zoals een ui.

Voor mezelf (Het zicht naar buiten)

Mijn eigen zicht naar buiten vertoont gelijkaardige lagen, die een leeg centrum omgeven. Naar buiten kijkend vanuit mijn centrale niet-ietsheid, zie ik eerst mijn (hoofdloos) menselijk lichaam; dan, verder weg, zie ik andere mensen en dieren; nog verder weg zie ik wolken, planeten, sterren en melkwegstelsels.

Gezichten ruilen
Als ik een vriendin ontmoet zie ik haar gezicht hier in mijn geen-gezicht, in mijn leeg centrum, en zij ziet mijn gezicht daar in haar leeg centrum – wij ruilen gezichten. Ik bevind me hier in haar menselijk gebied waar zij zich manifesteert als een menselijk wezen (terwijl zij voor zichzelf in het centrum niet-iets is), en zij bevindt zich daar in mijn menselijk gebied waar ik mij manifesteer als een menselijk wezen (terwijl ik voor mezelf in het centrum niet-iets ben).

Als mijn waarnemer zich op een veel grotere afstand bevond zou ik haar planetair gezicht zien, bijvoorbeeld Venus, dat zich hier in mijn centrum manifesteert, en zij zou mijn planetair gezicht - Aarde – zien, daar in haar centrum. Elk van ons zou zich nu in het planetaire gebied van de ander bevinden.

De afstand tussen mij en mijn waarnemer bepaalt het niveau of de status van onze verschijning voor elkaar. Als mijn waarnemer verder weg reisde zou ze uiteindelijk mijn galactisch gezicht zien, de Melkweg, en ik zou haar galactisch gezicht zien – bijvoorbeeld Andromeda.

Als ze daarentegen dichterbij kwam tot een fractie van een centimeter, dan zouden we cellen voor elkaar zijn. Nog dichterbij zouden we elkaar vrijwel verliezen. Om iets van mekaar te maken moeten we onze afstand respecteren.

Reflectie en zelfbewustzijn

Niet alleen zie ik het gezicht van mijn vriendin hier in mijn leeg centrum, maar ik vertel haar er ook over – zowel hoe het eruit ziet als waar het zich bevindt. Ik reflecteer het terug naar haar. Overnemend wat ik zeg ziet (verbeeldt) mijn vriendin zichzelf zoals ik haar zie en neemt daarbij aan dat haar gezicht zich bevindt waar zij is, alhoewel zij het daar niet ziet. Op die manier wordt ze zelf-bewust. Net zo vertelt mijn vriendin me niet alleen over mijn gezicht maar ook waar het zich bevindt. Zij reflecteert mijn gezicht terug naar mij. Ik zie (verbeeld me) dan mezelf zoals zij me ziet, aannemend dat mijn gezicht hier is – ook al zie ik het niet hier en ook al zou mijn vriendin, als ze dichterbij zou komen, ontdekken dat mijn gezicht vervangen wordt door vele andere dingen (cellen, moleculen, enzovoort) en uiteindelijk door helemaal niets. Als ze dan in staat was om rond te draaien en vanuit mijn nietsheid met mij naar buiten te kijken, dan zou ze ontdekken dat ik een lege vergaarbak ben voor wat ik haar gezicht noem. Elk van ons bevat de ander en niemand is enkel maar hier of daar.

Zelf en Samenleving

Ik word menselijk door openheid te zijn voor menselijke samenleving en dan over te nemen hoe die samenleving mij ziet. Ik kan enkel weten dat ik een mens ben in het gezelschap van andere mensen, want het is alleen door hen dat ik me bewust word van mijn menselijkheid. Mijn leven is het leven dat anderen in mij leiden (vermits ik openheid ben voor hen) en dat ik leef in anderen (vermits zij openheid zijn voor mij). Anderen weerspiegelen dan hoe zij mij zien – hun zienswijze overnemend word ik zelf-bewust. Zelf en samenleving zijn onafscheidelijk en onderling afhankelijk.

Dit is waar op elk niveau. Voorbij mijn menselijk gebied bijvoorbeeld ben ik openheid voor andere soorten. Voor het roodborstje in mijn tuin ben ik geen roodborstje, noch een individueel persoon (Jan of Marie of zo) maar een menselijk wezen. Al heeft het geen taal om mij te beschrijven, ik zie mezelf op die manier door zijn ogen. Ik leef in andere soorten als een menselijk wezen, net zoals zij in mij leven als wat ze ook zijn. Op die manier stijg ik van de status van een persoon naar die van een soort, wanneer ik de samenleving van soorten betreedt en zelf-bewust word. Op dit niveau ben ik verantwoordelijk voor al wat menselijk is, want het hele lichaam-geest van de mensheid is nu van mij. (Door de ogen van het roodborstje ben ik niet te onderscheiden van alle andere mensen.) Wanneer ik verder kijk word ik openheid voor andere planeten en lerend wat ik ben vanuit hun standpunt, een planeet, wordt ik opgetild tot lidmaatschap van de planetaire gemeenschap – ik word een zelf-bewuste planeet. Op elk niveau vervoeg ik een gemeenschap en als ik mijn identiteit daar overneem neem ik deel aan het leven op dat niveau. Mijn geest (of beter mijn lichaam-geest) is dus niet eenvoudigweg menselijk maar ook levend, planetair, stellair, galactisch… en cellulair, moleculair, atomair … Mijn lichaam-geest zet uit en trekt samen in functie van het gezelschap dat ik opzoek. Dit is mogelijk omdat ik in het centrum niet-iets ben – oneindig flexibel.

Geest en Lichaam

Mijn zicht naar buiten is mijn geest. Het beeld dat anderen van mij hebben is mijn lichaam. Mijn geest en lichaam stemmen overeen. Als ik kijk in het menselijk gebied van mijn zicht naar buiten, van mijn geest, dan zien de waarnemers daar – andere mensen – mijn menselijk lichaam. Op deze afstand zijn mijn geest (zicht naar buiten) en mijn lichaam (zicht naar binnen) menselijk. Als ik verder kijk, in het stellaire gebied van mijn zicht naar buiten, dan zien de waarnemers daar – andere sterren – mijn zonnelichaam. Op deze afstand zijn mijn geest en mijn lichaam stellair. Op elk niveau zijn mijn geest en mijn lichaam van gelijke rang. En op geen afstand, waar niets te zien valt, heb ik noch geest noch lichaam.

Ik kan mijn lichaam nooit direct ervaren – alleen anderen kunnen mijn lichaam zien. Noch kan ik de geest van iemand anders direct ervaren, maar alleen hun lichaam. Maar als ik mezelf zogezegd in de schoenen van iemand anders stel, dan verbeeld ik me de wereld vanuit hun gezichtspunt en kan zo hun geest begrijpen. Hun zicht naar buiten, hun geest, omvat hun zicht van mij – van mijn lichaam. Mezelf in iemand anders’ schoenen stellen is mogelijk omdat we in het centrum identiek zijn – we zijn allebei niet-iets. Hoewel de inhouden verschillend zijn, is de Container dezelfde. Wanneer ik mezelf daar stel, in het centrum van iemand anders, en dan terugkijk naar ‘mezelf’ leer ik mijn lichaam kennen en wordt dus zelf-bewust.

Nochtans verdeel ik gewoonlijk de inhoud van mijn geest, mijn zicht naar buiten, in ‘geest’ en ‘lichaam’. Zo zeg ik dat mijn gedachten en gevoelens mijn geest zijn maar dat mijn hand mijn lichaam is. Dit is een nuttige afspraak die de communicatie met anderen vergemakkelijkt – een afspraak die wordt aangeleerd naarmate we opgroeien. Ik maak onderscheid tussen de psychologische en de fysieke kanten van mezelf. (Als baby maakte ik dat onderscheid tussen ‘geest’ en ‘lichaam’ niet.) Maar vanuit mijn eigen standpunt zijn mijn hand en mijn gedachten – en alles –allemaal in mijn ‘geest’, in mijn zicht naar buiten. (Ik verdeel ook de inhoud van mijn zicht naar buiten in ‘ik’ en ‘niet ik’. Nochtans verschuift de grens tussen het ‘ik’ en het ‘niet ik’ voortdurend. Het ene ogenblik kan ik de grens rond mijn lichaam trekken, het andere ogenblik rond mijn familie, mijn auto, mijn stad, mijn voetbalclub, mijn land, mijn planeet, mijn ster… Je kunt het ene moment opgenomen worden in het ‘wij’-deel van ‘wij en zij’ en het volgende moment deel worden van ‘zij’!)

Drie stadia van bewustzijn

Er zijn drie grote stadia in de evolutie van bewustzijn; nietzelf- bewustzijn, zelf-bewustzijn en zelf/Zelf-bewustzijn. (Of: het zicht naar buiten; het zicht naar binnen; het zicht naar buiten/zicht naar binnen.)

1. Het zicht naar buiten. Op het menselijk niveau word ik geboren, onbewust van mijn voorkomen. Hoofdloos ben ik openheid voor de wereld – zonder enige andere manier van zijn te kennen. Ik ben me bewust van mijn zicht naar buiten in de wereld maar onbewust (op eender welke bekende manier) van de zichten naar binnen die anderen van mij hebben. Ik ben vrij. Ik ben de wereld.

2. Het zicht naar binnen. Als volwassene zie ik mezelf zoals anderen me zien, identificeer ik me met mijn uiterlijk – het zicht naar binnen. Onbewust van mijn hoofdloosheid, van mijn openheid zijn voor anderen, doe ik het idee van hoofdloosheid af als stom of gek. Ik kijk over of ontken mijn centrale tijdloze onmetelijkheid die alle zaken omvat en zie mezelf als een afgescheiden, sterfelijk ding. Zelfbewust ben ik een mens tussen de miljarden.

3. Het zicht naar buiten/naar binnen. Als ziener ben ik me bewust van zowel het zicht naar binnen als het zicht naar buiten. Terwijl ik blijf overnemen wat ik ben voor anderen (een mens op menselijk niveau) neem ik ook mijn eigen zicht ernstig, dat ik openheid ben voor anderen, openheid voor de wereld.

Deze drie stadia zijn ook op andere niveaus geldig.

Mensdom

Op het niveau van de menselijke soort was ik me oorspronkelijk niet bewust van het zicht naar binnen – het zicht van mezelf als een soort, onderscheiden van andere soorten. Mij identificerend met mijn zicht naar buiten omarmde ik de dieren en planten – ik was niet afgescheiden van hen, van Moeder Natuur. Door de ontwikkeling naar het tweede stadium ging ik mezelf zien vanop een afstand, door de ogen van de andere soorten. Ik realiseerde me dat ik verschillend was van hen – ik was geen dier, geen onderdeel van het woud, niet één met het Leven. Met deze ontwikkeling ontstond menselijke cultuur, inbegrepen taal, religie, kunst, wetenschap… Tegenwoordig zien de meesten van ons zichzelf op deze menselijke manier – wij zijn afgescheiden van de rest van het leven. Het derde stadium begon verschillende duizenden jaren geleden te verschijnen, met de opkomst van mystici hier en daar, die zich realiseerden dat zij in het centrum niet waren wat ze leken te zijn voor anderen – zij zagen dus wie ze werkelijk waren. (Natuurlijk heeft iedere ziener zijn ervaring op verschillende manieren beschreven, afhankelijk van zijn religie, zijn cultuur, de plaats waar en de tijd waarin hij leefde). Het zou kunnen dat deze zieners de voorlopers zijn van een transformatie in het gehele menselijke bewustzijn. Als dat zo is dan zal het in de (hopelijk nabije) toekomst algemeen aanvaard worden (want zo ervaren) dat bewustzijn ondeelbaar is – dat iemands echte identiteit de Ene is die allen bevat. De menselijke soort maakte met succes de sprong in evolutie van stadium één naar stadium twee (in tegenstelling tot andere soorten), dus is er reden om te hopen dat ze de even belangrijke sprong in de evolutie naar stadium drie zal maken. Terugspringend naar het centrum (zonder onze menselijkheid te ontkennen) herontdekken we onze eenheid met de rest van het leven. De overleving van de soort kon wel eens afhangen van ons terug bij zinnen komen op deze manier.

De Aarde

Op het planetaire niveau zijn de grote lijnen van het verhaal hetzelfde. In het eerste stadium (zicht naar buiten) scheidden we ons niet af van de levende Aarde – van onze Moeder. Bijgevolg respecteerden we haar groot levend lichaam. In het tweede stadium (zicht naar binnen) begonnen we onszelf te onderscheiden van de planeet – we zien onszelf (en de rest van het leven) vanuit het standpunt van de bergen, de zee, de lucht, en realiseren ons hoe verschillend we zijn van deze anorganische omgeving. En we zeggen: ‘Wij leven en de Aarde is enkel maar een dode steenklomp die rond de zon wentelt.’ Deze houding betekent dat we de Aarde bestuderen op een manier die voordien onmogelijk was, toen we haar als levend en heilig zagen. Dus hebben we haar nu leren kennen zoals nooit tevoren. Maar de visie dat zij gescheiden is van ons en dood veroorzaakt een gebrek aan respect ten opzichte van haar, dat er toe geleid heeft dat we haar lichaam vervuilen. We sluiten onze ogen en denken dat we kunnen doen wat we willen zonder gevolgen voor onszelf. In het derde stadium ‘herinneren’ – zien – we dat er geen grens is tussen binnen en buiten. Niet-iets zijnd in het centrum stop ik niet aan de grens van dit lichaam, maar ga verder met niet alleen de andere mensen en andere soorten te bevatten maar ook de planeet. Met andere woorden: ik zie dat ik de Aarde ben, dat mijn leven en haar leven één leven zijn. Het leven op Aarde is het leven van Aarde. De levende Moeder is terug. (In feite stierf ze nooit – we dachten dat ze ongevoelig en dood was, maar zij deed maar alsof, zij sliep maar.) Laten we hopen dat onze erkenning van onze eenheid met de Aarde en van haar levend-zijn betekent dat onze houding en ons gedrag tegenover de Aarde verandert.

Tijd

Mijn zicht naar buiten is niet alleen ruimtelijk gelaagd van mensen in het middelste gebied naar de sterren en melkwegen in de verste regionen, en in atomen en deeltjes in de meest nabije regionen, maar het is ook gelaagd in de tijd. Nabije objecten deden er maar een fractie van een seconde over om hier in mij te komen, terwijl bijvoorbeeld de zon er ongeveer acht minuten over deed, en een ster misschien duizend jaar. Hoe verder ik kijk, hoe verder ik in het verleden kijk. Ik ben omringd door tijdzones, die steeds verder in het verleden liggen.

Net zoals anderen in de tijd zijn voor mij, ben ik in de tijd voor anderen. Zelfbewust ben ik gedateerd. En hoe hoger de rangorde van het object waarmee ik me identificeer (teruggekaatst naar mij door anderen van dezelfde rangorde) hoe ouder ik ben. Als mens kan ik mijn leeftijd in tientallen jaren rekenen, als soort in miljoenen en als ster in miljarden. En hoe langer mijn verleden, hoe langer mijn toekomst - als mens heb ik misschien nog een paar dozijn jaren te gaan, maar als melkweg vele miljarden.

In mijn centrum is alles anders. In het hart van mijn tijdgebonden, gelaagd universum ben ik tijdloos. Hier, en hier alleen ben ik niet dan maar nu. Hier als Niet-iets heb ik geen tijd nodig om mij te manifesteren, te onthullen. Hier ben ik helemaal tegenwoordig, alles ineens. En hier, buiten de tijd staand, heb ik geen verleden toe te lichten, geen toekomst om me op voor te bereiden. Spijt en zorgen lossen hier in het centrum op.

En toch … kijk ik vanuit het tijdloze in de tijd. Ontdaan van tijd hier ben ik bekleed met tijd daar. Er is geen scheiding. In mijn ongeboren en doodloos wezen zijn de levens van alle wezens en zij zijn allemaal van mij. Een volmaakte regeling.

Een unitaire wetenschap

Elke laag van mijn lichaam heeft haar eigen wetenschap. De menselijke wetenschappen bestuderen mijn middelste lagen; biologie, chemie en fysica mijn nabije lagen; dierkunde, aardrijkskunde en astronomie mijn verderliggende lagen. (Metafysica behoort tot het centrum en het Geheel, tot mijn Niet-ietsheid en mijn Alheid). Op elk niveau beperkt de wetenschapper zich tot die zone. Het is alleen de reizende wetenschapper, die mij nadert en afstand neemt, die al deze verschillende disciplines verenigt in één veellagig geheel. Dit is de unitaire wetenschap van al mijn niveaus, een portret dat niet alleen mijn ondeelbare heelheid onthult maar ook nieuw licht werpt op zowel elk van mijn niveaus als op de relaties tussen hen. Het is een eigentijdse kijk op mijn – onze – plaats in het universum. Of liever, op de plaats van het universum in ‘ons’ – in dit Ene Bewustzijn.

Headless on Youtube
Full book catalogue
Headless on Instagram

Click here for Headless Podcasts
Click here for workshops with Richard Lang


Click here for information on online hangouts
Click here for an app to connect with Headless friends
Click here fora free e-course
Click here for our online shop
Click here to get the free Headless iPhone app
Click here for downloadable videos of Douglas Harding
Click here for the Latest News
Click here to Donate