De Hiërarchie van Hemel en Aarde
Een visie van Richard Lang

MIJN CELLULAIRE IDENTITEIT

Wie ben ik ?

Op een afstand van meerdere meters van mij verwijderd ziet mijn waarnemer mij als een persoon.



Maar mijn waarnemer is niet tevreden met op afstand blijven. Gewapend met een microscoop komt ze dichter bij om te zien uit wat ik gemaakt ben. Ze ontdekt dat ik van op korte afstand een gemeenschap van cellen ben. Door haar instrumenten te gebruiken treedt ze binnen in deze cellulaire samenleving die ik ben en neemt eigenlijk waar wat het gezichtspunt van een cel op mij is.

Wat zegt ze me over mijn leven op dit niveau ?

Mijn lichaam bevat zo’n honderdduizend miljard cellen, verspreid over ongeveer 200 verschillende soorten.

De grootste soort, de eicel, heeft zowat de afmetingen van een speldenknop, maar de meeste anderen zijn zoveel kleiner dat 100.000 van hen in dezelfde ruimte zouden passen. Slechts één theelepeltje van mijn bloed bevat ongeveer 25 miljard rode bloedcellen. Elke soort cel in mijn lichaam heeft een eigen taak. Mijn rode bloedcellen bijvoorbeeld transporteren zuurstof; cellen in mijn ogen voelen licht; en cellen in mijn darmen absorberen voedsel.

De levensverwachting hangt af van het soort cel: mijn levercellen bijvoorbeeld leven meer dan een jaar, terwijl mijn maagwandcellen gerecycleerd worden binnen de paar dagen. Oude cellen in mijn lichaam worden vervangen door nieuwe aan een tempo van miljoenen per seconde, waarbij elke cel geboren wordt uit de splitsing van een vorige. Spoor de historiek op van eender welke cel in mijn lichaam en je zou uiteindelijk terug bij de originele bevruchte eicel uitkomen – er is geen breuk in de keten van het leven.

Al wat ik als menselijk wezen doe, wordt ook door mijn cellen gedaan. Ik til een vinger op en miljarden cellen komen in actie. Hoe weten ze wat ze moeten doen ? Of beter gezegd, aangezien deze cellen mijzelf zijn op korte afstand, hoe weten wij wat we moeten doen ? Het antwoord ligt in de relatie tussen deze twee niveaus van mezelf.

Verticale beweging – delen en gehelen
Mijn waarnemer kan ofwel onderzoeken wat ik ben op een bepaald niveau, of zij kan bewegen tussen mijn niveaus. In het eerste geval beweegt zij zich horizontaal rond mij, in het tweede beweegt zij verticaal – naar mij toe of van mij weg. Als ze naar me toe beweegt stelt ze vast dat mijn uniek menselijk lichaam opgedeeld wordt in mijn miljarden cellichamen. Als ze van me weg beweegt ziet ze mijn miljarden cellichamen samenvloeien en zo mijn uniek menselijk lichaam opbouwen. Als ze meer naar binnen doordrong zou ze ontdekken dat mijn cellichamen opdelen in molecules, die op hun beurt opdelen in atomen en dan in elementaire deeltjes, die tenslotte opdelen in vrijwel helemaal niets. Ik, die me hier in het centrum van al mijn gebieden bevind, zie dat ik in het centrum inderdaad helemaal niets ben – of liever Niet-iets, of bewuste openheid.

Als mijn waarnemer dan haar bewegingsrichting omkeerde, zou ze ontdekken dat mijn deeltjes atomen worden, mijn atomen moleculen, enzovoort, tot ze terug op de afstand komt waar ik mens ben.

Terwijl mijn waarnemer zich terugtrekt en stapsgewijs mijn deeltjes, atomen, moleculen, cellen en dan mijn menselijk lichaam ziet, neemt ze waar hoe elk niveau transformeert naar het volgende. Eerst ziet ze één individu in haar gezichtsveld, dan vele, dan weer één, maar dit nieuwe individu is van een hogere rangorde. Terugtrekkend van één enkel atoom ziet ze andere atomen in zicht komen. Verder terugstappend merkt ze dat deze verschillende atomen samen één molecule vormen. Terugtrekkend van die molecule ziet ze dat ze deel uitmaakt van een gemeenschap van moleculen die, op grotere afstand, één cel vormen. En als ze afstand neemt van de cel ziet ze dat het een cel-in-gemeenschap is, een grote massa, die nochtans, van ver gezien, niet langer een ontelbaar aantal cellen is maar één persoon. Zij merkt dat mijn identiteit evolueert naar hogere en hogere niveaus, naarmate zij zich verder terugtrekt van mijn centrale nietsheid. Wanneer mijn waarnemer me daarentegen nadert, stelt ze vast dat een individu op één niveau opgesplitst wordt in vele individuen en dan slechts één individu op het volgende niveau. Hoe dichter ze mijn centrale nietsheid nadert, hoe primitiever het individu dat ze ontdekt.

De verticale beweging van mijn waarnemer, van mij weg en naar mij toe, weerspiegelt de continue stroom van informatie die tussen mijn niveaus vloeit. Mijn gedrag op menselijk niveau wordt continu vertaald naar beneden - geanalyseerd - in mijn gedrag als miljarden cellen en dan in mijn gedrag als één cel. En mijn gedrag als één cel wordt continu vertaald naar boven - gesynthetiseerd - in mijn gedrag als miljarden cellen en dan in mijn gedrag als één persoon. Het is door in gemeenschap samen te werken dat vele individuen op één niveau stijgen naar de status van het individu op het volgende niveau. Elke cel van mij doet haar eigen taak en gecombineerd met al haar buren die hun taken doen resulteert dat op het volgende niveau in ik, die laten we zeggen deze woorden typ. Op hun eigen niveau weten mijn cellen niets van het feit dat ik schrijf over hen. Of, anders gezegd, op het cellulaire niveau weet ik niets van Richard. Op het menselijk niveau weet ik daarentegen wel van mijn cellen. Ik kan het beweeglijke standpunt van mijn waarnemer overnemen, die beweegt van mijn menselijk niveau naar mijn cellulair niveau en terug en verslag uitbrengt over haar vaststellingen. Daardoor ben ik me bewust dat ik deze beide niveaus ben. Bekeken door haar ogen en de microscoop zijn ‘ik’ het menselijk wezen en ‘ik’ de cel twee aspecten of niveaus van een ‘ik’ dat vele niveaus heeft.

Deze verticale beweging in twee richtingen door mijn gebieden, deze continue transformatie van één niveau in het volgende, dit opbouwen en afbreken van mezelf, dat mijn waarnemer vaststelt naarmate ze zich terugtrekt van mij of me nadert, is de sleutel tot de manier waarop de hele organisatie, die ik ben, functioneert. Mijn hele gedrag begint in mijn centrale nietsheid en vertaalt zich naar boven door mijn lagen naar mijn menselijk gebied (en daar voorbij). Het niveau van gedrag dat een waarnemer tegenkomt hangt af van de afstand waarop zij mijn acties opvangt. Vat post op korte afstand en ik ben een cel die zijn gangetje gaat. Neem afstand en ik ben miljarden cellen die samenwerken. Neem nog meer afstand en ik ben een persoon. Ik ben één en toch ben ik vele. Al mijn acties als menselijk wezen kunnen ‘uitgelegd’ worden in termen van cellulaire activiteit, en al mijn acties als cel kunnen uiteindelijk geëxtrapoleerd worden naar mijn menselijk gedrag. Maar kijk verder, voorbij deze niveaus, en je zult vaststellen dat mijn gedrag voortkomt uit diepere niveaus, uiteindelijk opduikend uit de mysterieuze nietsheid in mijn kern. Of, terugtrekkend, zul je vaststellen dat mijn gedrag als menselijk wezen opgenomen wordt in het gedrag van mezelf als individu in steeds hogere niveaus, zodat het optillen van mijn pink uiteindelijk een invloed heeft op het verste sterrenstelsel.

De cel voor zichzelf
Voor mijn waarnemer, op een fractie van een centimeter, ben ik celvormig. Wat ben ik voor mezelf ? Op het menselijke niveau ben ik openheid voor andere menselijke wezens – net zoals zij openheid zijn voor mij. Het zou logisch zijn moest ik op het cellulaire niveau op dezelfde manier gestructureerd zijn, zodat elke cel in mijn lichaam voor zichzelf openheid is voor haar buren.

Deze veronderstelling wordt ondersteund door het feit dat mijn centrale nietsheid niet eenvoudig de bron is van mijn menselijke verschijning, maar de bron van elkeen van mijn verschijningen, ongeacht het niveau. Dit mysterie dat ik ben bevindt zich evenzeer in het hart van mijn celleven als in het hart van mijn menselijk leven. Hier kijken is zo de Ware Natuur zien, niet alleen van mezelf als persoon, maar ook van mezelf als cel. Perfect geplaatst om de meest diepe identiteit van elk van mijn cellen te zien stel ik vast dat de identiteit van elk van hen openheid is!

Op celniveau ben ik openheid voor andere cellen. Het zicht naar buiten op dit niveau zal natuurlijk compleet verschillen van het zicht naar buiten op menselijk niveau. Cellen zijn primitieve dieren – hersenloos, blind, doof en stom. Maar hun zicht naar buiten, vanuit deze grenzeloze openheid, is zonder twijfel juist gepast voor het leven op dit niveau. Cellen zijn zeker en vast goed in het doen van wat ze moeten doen.

Omdat elk van mijn cellen openheid is voor haar buren wordt de methode, waardoor ik als één cel transformeer in ik als vele cellen en uiteindelijk in ik als persoon, duidelijk gemaakt. Mijn natuur als cel is de andere cellen rondom mij bevatten en omvatten en worden. Ik ben mijn buren. Hen allen bevattend ben ik een persoon. Als ik maar een deel van mijn cellulaire buren bevat trek ik samen tot misschien het niveau van een orgaan. Als ik geen andere dan mezelf bevat ben ik al aan het opsplitsen in minder dan een cel, want waarschijnlijk kan ik maar een deel van mijn cellichaam zien, net zoals ik op het menselijk niveau maar een deel van mijn menselijk lichaam kan zien.

Cellulaire gezichten ruilen

Waarvoor ik openheid ben hangt af van hoe ver ik kijk. Als ik verschillende meters ver kijk, zie ik mensen. Als ik een fractie van een centimeter ver kijk, zie ik cellen. Ik kan dit testen door naar mijn waarnemer te kijken door een microscoop. Op die afstand is zij cellen – net zoals ik voor haar ben.

Op die afstand heb ik dus zogezegd haar cellulair gezicht en zij heeft het mijne. Wij ruilen cellulaire gezichten. Op dit niveau, net zoals op alle andere, kan geen van ons zijn eigen uiterlijk zien. We hebben de ander nodig om het vast te stellen en naar ons terug te reflecteren.

Als mijn waarnemer mij bestudeert op deze afstand, plaatst zij zichzelf, door haar microscoop, op dezelfde afstand van een cel van mij als andere cellen. Op deze afstand neemt zij het gezichtspunt in van één van mijn cellen en stelt ze vast dat zij openheid is voor mij als cel – daar aan het uiteinde van de microscoop. Als het mogelijk was dat ik terug naar haar kon kijken op dit niveau, dan zou ik haar niet zien als een cel, maar zou ik mijn eigen cellichaam weerspiegeld zien in haar lens. Zo zouden we elk openheid zijn voor een cel, al zou ik mijn eigen weerspiegeling zien.

Omdat mijn waarnemer vanuit het menselijk niveau neerkijkt in het cellulaire, kan ze me op het menselijk niveau terugmelden wat zij vaststelt op celniveau. Je zou kunnen zeggen dat het gesprek dat jij en ik kunnen voeren over jouw cellen en mijn cellen een gesprek is dat onze cellen voeren met elkaar, via het menselijke niveau.

Geen van ons leeft enkel op het menselijk niveau, maar omvat – en is –de voortdurende transformatie van het menselijke in het cellulaire en van het cellulaire in het menselijke. Zonder dit is er geen menselijk leven.
Headless on Youtube
Full book catalogue
Headless on Instagram

Click here for Headless Podcasts
Click here for workshops with Richard Lang


Click here for information on online hangouts
Click here fora free e-course
Click here for our online shop
Click here to get the free Headless iPhone app
Click here for downloadable videos of Douglas Harding
Click here for the Latest News
Click here to Donate